Leestijd: 3 minuten

Alyssa Akkerman is een duikster in opleiding bij een kleine maar gezellige NOB-vereniging. Alyssa, in het dagelijks leven ICT-trainer, vindt zichzelf niet bepaald een onderwatertalent. Maar met een gezond relativeringsvermogen, een beetje zelfspot, een flink doorzettingsvermogen en een bijzonder oog voor dingen die anderen ontgaan kom je een heel eind onder water. Onder begeleiding van een aantal duikinstructeurs en assistenten, door haar steevast ‘duikmeesters’ genoemd, is zij terechtgekomen in een wonderbaarlijk avontuur waarvan zij de hoogtepunten in deze column beschrijft.

Onder water zit mijn pak gelukkig een stuk fijner. Vier lagen heb ik aan: zwempak, shorty, een 7 millimeter overall, een losse dunne cap en een 7 millimeter bovenshorty met cap. Tien graden is het water aan de oppervlakte, zeggen de mannen, en een graad of 6 op enige diepte. Wij zijn nog niet op enige diepte en hebben eerst een heel stuk door het water gelopen voordat de frissigheid mijn buik bereikte. Bij de grotere buik van de duikmeester werkt dat anders; hij draagt een droogpak. Dat is in mijn voordeel, want ik ben de tweede leerling die hij nu meeneemt en dat had een natte duikmeester waarschijnlijk niet gedaan. Ikzelf zit zo strak in al die pakken dat mijn lichaam zich met tegenzin in de kronkels laat vouwen die nodig zijn om de vinnen aan te worstelen. Als ik de strijd gewonnen heb en tevreden even ronddrijf kijk ik nog een keer om me heen. Achter ons op enige afstand het strandje van de Milligerplas, voor ons het water dat klotst in de wind. Aan de rechterkant de laagbouw van de Vinexwijk. Duiken in een woonwijk, best bijzonder. We missen vandaag twee fanatieke duikers, zij hebben een andere locatie gekozen omdat ze verwachten dat hier niets te zien zal zijn. Ik hou het liever bij een meer fatsoenlijke zinsconstructie maar duikmannen zeggen gewoon luid en kort: – waarvoor plaatsvervangend pardon – Schijtzicht! Bagger! Ik maak er geen gewoonte van om kerels gelijk te geven, maar allemensen wat is dit voor vloeibare zandbak!

 

Dunne krullerige sporen

De droge duikmeester heeft mij net als de vorige keer aan zijn touwtje vastgeknoopt en ik vind dat eigenlijk wel fijn. Dan heb je tenminste nog het gevoel dat je een beetje vrij en veilig kunt rondpeddelen zonder dat je onhandig dicht bij je buddy moet blijven. Gelukkig zien we nu wel duidelijk een bodem. Zand. En zand. En nog meer zand. Volgens mij dalen we langzaam maar gestaag de diepte in. Kleur lijkt hier geheel te ontbreken. Naast ons is het donker, voor ons is het donker, boven ons is het donker. Wellicht zijn we een grot binnengedoken. Mijn gezicht voelt de ijzige kou. Mijn vingers bekijken de bodem. Zand. Verder niets. Geen leven, geen plantjes, niets. Enkel op regelmatige afstand steeds die grijsbruine stenige hoopjes die stilletjes op de bodem liggen. Het zicht is hier wel beter en ik probeer de hiërogliefen te ontcijferen die in het zand geschreven staan. Het zijn dunne krullerige sporen van kleine onzichtbare bodemdiertjes, maar ik snap hun boodschap niet. Eén keer zie ik een breder en bijna kaarsrecht spoor en ontdek aan het einde daarvan, of is dat juist het begin, een mollig bruin langwerpig dropje dat langzaam beweegt. Nou mooi hoor. Nu we verder zwemmen voel ik dat het wat warmer wordt. Ik ben verbaasd dat een paar graden temperatuurverschil al best goed waarneembaar is in je nek en aan je gezicht bijvoorbeeld. Ik voel dat de lente zich klaarmaakt. Opeens ga ik op de rem.

 

Gestorven tijdens de daad

Wat ligt daar? En wat trekt er aan mijn arm! Dat laatste is het buddytouwtje dat helemaal strak staat. Gelukkig kan de duikmeester ook achteruit zwemmen en kijkt nu samen met mij gefascineerd naar de bodem. Het lijkt een ongewoon grote lichtgekleurde zoetwaterkreeft. Met wel erg veel pootjes deze keer. Mijn buddy kijkt naar mij en maakt een heel vreemd gebaar. Ik frons en kijk nog een keer goed. De ene zoetwaterkreeft heeft de andere heel stevig vast. Ze proberen elkaar aan te kijken. Vreemd. De duikmeester tikt mij aan en geeft een full-body demonstratie van wat hij denkt dat die beestjes aan het doen zijn. Hardop moet ik daarvan schaterlachen en hoest mijn bril vol water. Die duikmeesters zijn echt krankjorum gek mesjogge. Als ik een beetje ben bijgekomen por ik heel zachtjes tussen de ontelbare pootjes. Ze schommelen een beetje boven de bodem. Bleek en stil. Heel voorzichtig pak ik het stelletje op. Tegen de zin van de duikmeester; maar kijk, gebaar ik, en hou het verstrengelde geluk onder zijn neus. Wat een onderwaterwereldse manier om te gaan. Gestorven tijdens de daad. Allebei tegelijk.