Je moet de seals bij de polsen en enkels een stukje naar binnen vouwen, had de meneer in de winkel gezegd. Waterproof, staat er op het pak geschreven. ‘Waterproof my ass,’ mompel ik droogjes terwijl het koude water ook daar kennismaakt met mijn warme huid. De duikmeester hijgt. Hij heeft net van een andere leerling een zware loodgordel opgedoken en teruggebracht. Andere leerlingen maken er soms ook een potje van, denk ik tevreden. Niet teleurgesteld zijn wanneer we maar een kwartier zullen duiken, bromt de duikmeester. Het zicht is slecht en het is misschien te koud voor jou. Nee hoor, ik zie altijd genoeg en ik heb nu een eigen pak. We gaan een stukje naar beneden en het koude water snijdt tegen mijn gezicht en lippen. Als het water je wangen raakt gaan je ogen altijd vanzelf dicht. Als ik ze weer open doe ben ik nog niet erg opgeschoten met dat afdalen. De duikmeester hangt al een stukje lager. Heb ik wel genoeg lood? Ik pak de duikmeester en trek me aan hem naar beneden. Nee nee, gebaart hij, loslaten en kijken of je stabiel bent en goed uitgetrimd. Maar van kijken is hier niet veel sprake zeg, ik zie niks, hoogstens een stoffig duister. Zijn hand hangt naar beneden, volgens mij probeert hij of hij de bodem kan voelen.
Hij is alleen en ook triest
Verrekte koud ook, deze eerste voorjaarsduik. Gelukkig, de wolken trekken wat op, geen bodemloze stoffige put meer onder ons, maar de plasgrond met hier en daar zo’n bekend groepje stenen en een grote zoetwaterschelp. Bruin-grijzige kleuren overheersen. De waterplanten zien er belabberd uit, met hier en daar een plukje voorzichtig lichtgroen. Er liggen ook grote takken als horizontale struiken zonder blaadjes. Ze hangen vol met gordijntjes van geelbruine hangplantjes, of noem je dat algen? De duikmeester wijst ernaar. Ja, ik zie het, somber en kil. Nog een keer die wijzende vinger. Ik heb een beetje moeite met stilhangen en rustig blijven zweven, ik doe mijn best om mijn longen leeg te blazen en dan nog leger. Ik tuur naar de plek die de duikmeester aanwijst. Verdrietig hangt er een gestreept visje tussen het water. Hij kijkt zielig. Hij is alleen en ook triest omdat het vandaag zo somber is onder water. Hij is verdwaald denk ik. De duikmeester wil niet dat dat bij mij ook gebeurt en daarom heeft hij mij vastgemaakt aan een antiverdwaaltouw. Boven mijn elleboog zit de lus. Het andere eind heeft ook een lus en dat zit boven zijn elleboog. Ondertussen schijnt zijn duiklamp links en rechts, maar er is alleen bruine soep. Wel goed voor mij eigenlijk; nu heb ik alleen mezelf en mijn zwemhouding om op te letten. Ik strek mijn vingers uit naar een vreemd langgerekt wit garnaaltje met ook witte pootjes. Ik heb daar al eerder enkele van gezien, maar die waren allemaal wit en dood.
Als ik hem voorzichtig aai
Mijn vingers zijn koud en willen zich niet heel goed krommen om het rare beestje. Toch kan ik hem een beetje vangen in mijn zwarte handschoen en laat hem aan mijn buddy zien. Hij werpt er een achteloze blik op. Deze duikmeester is meer van de wrakken, grotten, dieptes en grote beesten. Nou kijk daar dan, een klomp met vier poten! Het beest is donker, duister en zwart, met een paar grote rimpels op zijn rug. ‘t Is vast een hele oude pad. Zo’n grote heb ik nog nooit gezien. Hij staart me spookachtig aan en loopt dan over de bodem alsof we niet onder water zijn. De duikmeester kijkt vaak op zijn kompas. Zeker van het pad af denk ik grijnzend en verlies bijna m’n automaat. Het water voelt nog steeds koud aan mijn lippen. Schuin voor ons zie ik opeens iets dat griezelig wit stil op de bodem ligt en een vissenvorm heeft. Het is een karper. Plat, dood, dof en wollig. Als ik hem voorzichtig aai lijkt hij op te lossen in de omgeving. Een wit wolkje – stof tot stof. Moet dat beest niet nodig opgegeten worden hier beneden? In de duistere kringloop van leven? Huiverend kijk ik naar weer zo’n melancholieke grote tak met somber naar beneden hangende slierten. Langzaam zwemmen we verder en als mijn vingers niet zo koud waren zou ik duimen dat we niet verdwaald zijn. En als dit verhaal nergens te lezen is, dan zwerf ik daar nog steeds.