De intercom komt krakend tot leven en met een vet Schots accent schalt over de boot: ‘This is a message for the divers, briefing in ten minutes time in the lounge!’ Aangezien ik daar al ben, neem ik nog een kop koffie en wacht geduldig af. Mijn blik dwaalt naar buiten waar de zon uitbundig schijnt. De strak blauwe lucht maakt dat de omringende zee in meer dan vijftig tinten blauw is te bewonderen. De boot heeft geankerd bij Detaille Island, een kleine rotspunt in een baai die zich diep landinwaarts uitstrekt. Op het eiland staan een paar houten hutjes die overduidelijk al enige tijd verlaten zijn. Ik schrik op uit mijn mijmeringen als duikgids Kelvin, eigenaar van de intercomstem, de lounge komt binnenlopen in zijn favoriete bootoutfit: bergschoenen, korte broek en T-shirt. Hij telt de koppen en als de uitkomst hem bevalt begint hij met de briefing. Het wordt een duik langs een steile wand met hopelijk veel leven. Hij adviseert om eerst op een diepte van een meter of 10 de omgeving te checken en eventueel door te zakken tot een meter of 20 om te zien waar het mooiste onderwaterleven te vinden is. De indeling van de zodiacs wordt gemaakt en dan is het tijd om ons op te tuigen.
Tot zover het begin van een reisverslag dat zich overal kan afspelen. Het verhaal neemt een andere wending als ik naar buiten stap om mijn setje op te bouwen. Op het dek is het ijskoud. De wind snijdt door mijn fleece en de vannacht vers gevallen sneeuw reikt tot over de rand van mijn schoenen zodat het koude natte spul langzaam mijn sokken doordrenkt en mijn voeten in ijsklompen verandert. Gelukkig is het hartje zomer! Ik kijk over stuurboord en word voor de zoveelste keer gegrepen door de schoonheid van dit rauwe landschap. Een ijsberg steekt zo’n dertig meter hoog boven het water uit, met Gotische bogen die de Utrechtse Dom niet zouden misstaan. Langzaam drijft de kolos voorbij, zijn ondergang tegemoet in de noordelijke wateren van de Zuidelijke Oceaan.
Poolcirkel
We zijn onze reis begonnen in Buenos Aires en via een prachtige roadtrip door Patagonië in Ushuaia op Vuurland aanbeland. Hier zijn we ingescheept voor een tocht naar Antarctica met de MS Plancius. De afgelopen zeven dagen van de cruise waren prachtig en vannacht zijn we ongemerkt de poolcirkel gepasseerd. Wanneer we door expeditieleider Sebastian via de intercom worden gewekt roept hij een reeks moeilijk te begrijpen getallen. 66 graden 52 minuten en 46 seconden zuid en 66 graden 42 minuten en 50 seconden west. Voor een langzame ontwaker als ik duurt het even voor ik snap dat het de coördinaten van het schip zijn. En dat we er nu dus eigenlijk pas echt zijn: bij de Zuidpool! Een laatste toevoeging van Sebastiaan baart me enige zorgen. Behalve een paar graden zuidelijker, is het ook een paar graden kouder. Als geboren watje kijk ik daar niet naar uit.
Na de briefing raap ik al mijn moed bij elkaar. Ik trek mijn onderpak over mijn dubbele laag thermo-ondergoed aan en wurm mij in mijn droogpak. Dat past maar net en ik voel me als een sumoworstelaar in een te klein maatpak. In mijn drooghandschoen gaat nog snel een warmhoudpad en als ik mijn 10 mm cap over mijn hoofd trek is het bijna niet meer mogelijk om mijn kaken ver genoeg van elkaar te doen om er een ademautomaat tussen te proppen. Het wegvallen van de wind zorgt ervoor dat het buiten best wel comfortabel aanvoelt en bij vlagen heb ik het zelfs warm als ik op de rand van de zodiac zit. Op de duikstek aangekomen volgt de volgende worsteling en dat is het aantrekken van de uitrusting. Met de dikke uitrusting en dito handschoenen zijn we niet meer heel mobiel, maar met de hulp van de buddy’s en duikgidsen komt iedereen in zijn setje. Een laatste waarschuwing van Kelvin: wat er ook gebeurt, pas in water proberen of je ademautomaat goed functioneert, want een ademteug boven water levert vrijwel zeker een bevroren eerste trap op. Een knikje van de duikgids en we kunnen overboord: verstand op nul, blik op oneindig en achterover maar.
Het water is -1°C. Zout water heeft een vriespunt van -1,7°C (Foto: Cyriel de Grijs).
Kakkerlak
Het water dringt langzaam mijn cap binnen en was het gisteren koud, nu is de overtreffende trap bereikt. Een blik op mijn computer leert me dat het water -1°C is. Zout water heeft een vriespunt van -1,7°C, dus veel kouder moet het ook niet worden. We dalen af naar tien meter maar de wand is kaal. Veel duikstekken in Antarctica krijgen niet de kans om zich te ontwikkelen doordat elke winter een dikke laag pakijs de wanden schoon schraapt. De wanden worden bewoond door de wat meer mobiele soorten zoals zeesterren met acht armen en brokkelsterren. Ertussen kruipt een eng beest, een zogenaamde reuze Antarctische Isopod. Ziet er uit als een kakkerlak, maar dan groot. We zakken door tot zo’n 23 meter maar de bodem blijft kaal door het pakijs van afgelopen winter. Hier hoeven de rayonhoofden in de winter vast niet erg lang te vergaderen of het ijs wel dik genoeg is. We gaan langzaam weer terug naar het ondiepere gedeelte van de muur. Net als ik van plan ben om mijn buddy te melden dat de kou te erg wordt, zie ik voor me een bellenbaan in een elegante boog voorbij schieten. Ik kijk om me heen om te zien wat de herkomst is maar het gaat te snel. Twee minuten later zie ik opnieuw een bellenbaan en deze keer zie ik de Gentoo pinguïn voorbij schieten. Hij kijkt heel even opzij om ons te checken maar net als boven water blijft het bij een constatering dat we er zijn en negeren ze ons verder volledig. Hij draait een rondje, neust wat in een rotsspleet maar als hij niets eetbaars aantreft, schiet hij er weer vandoor. Zo koddig en onhandig als ze boven water zijn, zo soepel en pijlsnel zijn ze onder water. Vliegen verruilen voor zwemmen is een goede keuze geweest! Als we na de duik weer boven komen is het water langzaam aan het veranderen in een soort slush. Een goed Nederlands woord kan ik er niet voor bedenken, het water verandert onder de steeds dalende temperatuur in één grote slush puppy. Tijd om het water te verlaten voordat Kelvin ons uit moet bikken…
We worden in ons droogpak op het eiland afgezet om een stukje mee te pakken van de excursie van de niet duikende gasten. Op het eiland staan nog de hutten van een oude Engelse poolbasis die in 1956 is gebouwd en in 1959 alweer verlaten, omdat het eiland door het drijfijs bijna nooit was te bereiken. De voorraden staan nog keurig opgestapeld in de schappen. Blikken bonen, jerrycans met diesel, opgemaakte bedden, Daily Mail’s van januari 1959 en zelfs de medicijnen en verbandrollen in de dokterskamer liggen keurig opgestapeld. De hutten zijn een soort tijdmachine waarin je zestig jaar wordt teruggeworpen in de tijd. Buiten staan de pinguïns in een lekker zonnetje op te warmen en suf voor zich uit te kijken, zoals alleen pinguïns dat kunnen. Het is onmogelijk om ze achteloos voor lief te nemen. Elke pinguïn is een feestje op zich. Koddig waggelend omhoog of buikschuivend de heuvel af. Uit volle borst schreeuwend achter elkaar aan rennend in quasi ruziemakende stemming of net nog niet klaar met de rui zodat er een schattige hanenkam van nestdons op hun kop blijft staan. In vliegende vaart uit het water tevoorschijn komend, alleen om te ontdekken dat de rotsen iets te hoog zijn zodat ze rollend en buitelend weer terug het water in vallen: het blijven geweldige beestjes om te zien.
Bultrug douche
Eenmaal terug op de boot worden we op nog meer overweldigende natuur getrakteerd. Terwijl we de duiksetjes afbouwen, ontstaat commotie op het dek boven ons. Nieuwsgierig als we zijn kijken we over de rand van het schip en zien twee enorme bultrugwalvissen rakelings langs de boot zwemmen. Eén van de bultruggen besluit om nog even een douche te verzorgen door een enorme fontein uit te blazen terwijl de ander zich op zijn zij draait en met zijn enorme vin een high-five lijkt te geven aan het ademloos toekijkende publiek. Beter dan dit gaat het niet worden.
Duiken op Antarctica is speciaal en de moeite waard. Zeker op een schip als de Plancius waar je na je ‘ontberingen’ thuiskomt in een warm drijvend hotel met heerlijk eten en een geoliede organisatie die tot in het extreme gaat om het zijn gasten naar de zin te maken. Duiken met zeeleeuwen, pinguïns, zeeluipaarden, maar ook duikstekken met naaktslakken en zeedahlia’s zijn prachtig om te bezoeken. De grote uitdaging zit hem in het feit dat er teveel moois te zien is. Als je gaat duiken, mis je veel van dat bijzonders boven water en als je boven water blijft komen mensen terug met grote verhalen over zeeluipaarden. Een duivels dilemma maar hoe mooi is het om te moeten kiezen tussen iets spectaculairs of iets spectaculairs? Elke omschrijving met woorden van de magie van Antarctica is een belediging voor de werkelijkheid, deze plek is betoverend. Zo rauw, zo onherbergzaam, zo wreed en tegelijkertijd heb ik geen plek ter wereld gezien waar zoveel schoonheid en zoveel leven is. Bijna elk eiland herbergt een pinguïnkolonie, elk ijsveld wordt bewoond door zeehonden, rotskusten liggen vol met pelsrobben, albatrossen en reuzestormvogels bevolken elke rots. Gigantische bultruggen, dolfijnen en dwergvinvissen zwemmen voorbij in bijna elke baai en onder water worden uitbundige kelpwouden afgewisseld met kale rotsen, maar altijd is er leven, heel veel leven. Hoe moeilijk het leven hier ook lijkt in onze ogen, dit continent en zijn bewoners hebben er een oplossing voor gevonden.
Elke pinguïn is een feestje op zich (foto: Willem Heijdeman).
Poolvirus
Toen we op de heenreis de gevreesde (en door de kapitein achteraf als ‘easy Drake’ bestempelde) overtocht over de Drake Passage richting Antarctica maakten, werden de gedachten afgeleid met een lezing over het aankomende bezoek aan het koudste, droogste, hoogste, winderigste en stilste continent van de Aarde. Veelvuldig werd er gerefereerd aan het zogenaamde Poolvirus. Toen nog onwetend schoven we de opmerkingen terzijde als opwarmertjes. Achteraf snap ik wat werd bedoeld: de pool is een virus dat onder de leden gaat zitten en niet verdwijnt!