Gebochelde spinkrab bereikt Nederland op plastic
12 mei 2024 – Mick Otten
Plastic is een ramp voor alles dat in zee leeft, maar soms zorgt het voor een bijzondere vondst. In december 2023 werd in een aangespoeld plastic krat een Gebochelde spinkrab (Pisa armata) gevonden. Deze soort was nog niet bekend van onze kust. Uit de Belgische Noordzee was deze soort, zij het zeer zeldzaam, wel al bekend. De krab is daar vijf keer opgevist: de eerste in 1850, de laatste in 2019. In Het Kanaal worden vaker exemplaren aangetroffen. Mondiaal is de soort bekend van de oostelijke Atlantische Oceaan van Schotland tot Kameroen, en de Middellandse Zee. Het gevonden krabbetje heeft een driehoekig tot ruitvormig rugschild dat aan de voorzijde spits toeloopt in twee lange stekels (het rostrum). Ook aan de zij- en achterkant van het schild zitten stekels. Nagenoeg het hele dier is bezet met korte, schubvormige haren. Aan de zijkant van het rugschild en op de looppoten zitten ook dikke, lange haren. Daarnaast zie je op het rugschild verspreide groepjes met lange, haakvormige haren waaraan het dier allerlei camouflagemateriaal hangt. Zeer kenmerkend zijn de knobbels en richels op het rugschild.
Spinkrab of spitsmuis
Vanaf de zijkant lijkt de Gebochelde spinkrab wat op een spitsmuis. De kleur is lichtbruin tot roodbruin. Het gevonden exemplaar is een mannetje met een 29 millimeter lang rugschild. De maximale afmeting van deze soort is 61 millimeter. Gegevens in de literatuur en op internet over de biotoop en diepte lopen nogal uiteen. De soort wordt zowel genoemd van stevige rots- en koraalachtige bodems, als van zachte(re) bodems met schelpen, modder en zand. Sommige auteurs noemen ze van het getijdengebied, anderen pas vanaf 18 of 50 meter diep, met 206 meter als diepste punt. Pisa-soorten zijn vaak sterk gecamoufleerd. Ze zetten (stukjes van) allerlei zeeorganismen op hun rugschild en poten, zoals sponzen, holtedieren en zakpijpen. Aan de lange, haakvormige haren bevestigen ze zeewier, hydropoliepen en struikvormige mosdiertjes. Die groeien vaak verder uit. Het gevonden krabbetje had onder andere stukjes Dodemansduim (Alcyonium digitatum) op zijn rugschild en looppoten. Vanzelfsprekend roepen we iedereen op plastic van het strand te verwijderen. Soms zijn daarvoor speciale bakken geplaatst. Maar, zoals ook nu weer blijkt, kunnen op plastic bijzondere dieren meeliften.

Handen omhoog! Eerste echte pistoolgarnaal in onze Noordzee
23 juni 2024 – Marco Faasse, Renate Olie
In offshore windpark Borssele III/IV onderzoekt programma De Rijke Noordzee, in samenwerking met windparkeigenaar Blauwwind, de mogelijkheid om de ontwikkeling van verdwenen riffen van de Platte oester (Ostrea edulis) te stimuleren. Er zijn kunstmatige oesterriffen aangelegd en de bijbehorende biodiversiteit wordt gemonitord. In augustus 2023 werd hierbij een nieuwe soort garnaal voor Nederland gevonden: de Oranje pistoolgarnaal (Alpheus macrocheles). Deze soort komt van oorsprong algemeen voor in het westelijke en centrale deel van Het Kanaal. Recentelijk lijken de dieren zich ook noordoostwaarts te verspreiden. Er is één andere waarneming uit de Noordzee, in Engels gebied, voor de mond van de Theems in 2007; en één waarneming net westelijk van het Nauw van Calais in 2014. Alle andere waarnemingen in Het Kanaal komen uit het westelijke en centrale deel. De Oranje pistoolgarnaal kan 3,5 centimeter lang worden en levende dieren zijn doorgaans tamelijk effen oranje gekleurd, zonder een bepaald patroon. De soort lijkt een voorkeur te hebben voor harde substraten laag in de getijdenzone tot ongeveer 100 meter diep. Gewoonlijk worden er paartjes aangetroffen.
Luide knallen
De familie van de pistoolgarnalen (of knalgarnalen, Alpheidae) heeft haar naam te danken aan de luide knalletjes die de overgrote meerderheid van de soorten kan produceren. Deze knalletjes worden geproduceerd met één van de scharen, die extra groot is. De beweeglijke vinger van de schaar kan met enorme snelheid dichtklappen; het is één van de meest snelle bewegingen in het dierenrijk. De knal wordt echter niet veroorzaakt doordat de vingers elkaar met grote snelheid raken. Op de beweeglijke vinger zit een uitsteeksel dat past in een uitholling van de vaste vinger. Door het dichtklappen wordt een zeer snelle waterstraal vanuit de uitholling opgewekt. Die snelle waterstraal zorgt voor plaatselijke onderdruk, waardoor een waterdampbelletje ontstaat (cavitatie). Het imploderen van het belletje daarna zorgt voor de knal. De knalletjes hebben bij verschillende soorten een functie bij het vangen van prooien, dienen ter verdediging, of worden gebruikt bij het boren in rots of zachte bodems en/of bij het zenden van signalen. Volgens de bestaande literatuur kunnen de knallen onder water een reikwijdte hebben tot één kilometer!
Rugschild als bescherming
Een ander kenmerk van pistoolgarnalen is dat de ogen deels of geheel bedekt worden door de voorrand van het rugschild. Dat biedt enige bescherming tegen de knallen. Gezien de hoeveelheid hard substraat in het windmolenpark Borssele en het uiterst kleine oppervlak waarvan monsters zijn geschraapt, is het waarschijnlijk dat er hier al een populatie van de Oranje pistoolgarnaal leeft. Vermoedelijk hebben ze zich in het windpark gevestigd, nadat de larven zich met de zeestroming hebben verplaatst. De recente uitbreiding van de Oranje pistoolgarnaal naar het noordoosten en de Noordzee past in het patroon van meerdere kreeftachtigen met larven die in de waterkolom zweven, die een dergelijke verandering van hun verspreidingsgebied vertonen. Dat geeft meer geloofwaardigheid aan de hypothese dat verschuiving van de Oranje pistoolgarnaal naar het noordoosten een gevolg is van klimaatverandering. Tevens zou de bouw van windparken op zee, met hun stenige omgeving aan de voet van de turbines, hebben kunnen bijdragen aan een toename van geschikt habitat voor deze specifieke soort.

Leven tussen lijken: snavelneuten opgedoken in het Grevelingenmeer
21 juli 2024 – Marco Faasse, Renate Olie, Rykel de Bruyne
De Gladde snavelneut is een relatief nieuwe exoot. Op 16 juni 2024 ontdekten duikers een populatie in het Grevelingenmeer op een nogal obscure plek. Daar waar de bodem zwart ziet en in zuurstofarme omstandigheden overal dieren liggen te sterven, steken deze tweekleppige schelpdieren hun schelp en een lange sifobuis uit het slib en blijken ze springlevend. De populatie leeft hier met name in het slib tussen en rond grote steenblokken van ongeveer een halve meter en langer. Die steenblokken liggen rond 15 meter diep, waar de flauw aflopende bodem vrij abrupt overgaat in een steile helling. Het is goed mogelijk dat de Gladde snavelneut inmiddels op meer plaatsen in het Grevelingenmeer voorkomt. Het is een bekend verschijnsel dat je exoten vooral tegenkomt in sterk door de mens beïnvloede habitats.
Tweekleppigen in de Grevelingen
Er zijn nog meer tweekleppigen die het vooral in de afgesloten Grevelingen heel goed doen en/of deden. De Korfschelp (Corbula gibba), de Tere hartschelp (Acanthocardia paucicostata) en de exotische Vensterglasschelp (Theora lubrica) zijn daar goede voorbeelden van. Deze soorten hebben een voorkeur voor slibbige bodems en kunnen ook lagere zuurstofgehaltes verdragen. De Gladde snavelneut hoort daar blijkbaar ook bij en floreert mogelijk zelfs vooral op zulke plaatsen. De afsluiting van de Grevelingen zorgt voor gelaagdheid gedurende de zomer en samen met de voedselrijkdom resulteert dit in een zuurstofarme onderlaag waarin ieder jaar veel dieren sterven. Voor het volgen van de verspreiding van deze soort zijn waarnemingen van duikers bijzonder waardevol. We roepen duikers daarom op goed uit te kijken naar deze soort. In Zeeland in het Grevelingenmeer, maar ook in het Veerse Meer en elders. En wie weet is of komt er ook wel een uitbreiding naar pure slibbodems in de Waddenzee, zoals onderzoekers al hebben voorspeld.

Nieuwe heremietkreeft en anemoon in Oosterschelde: schoolvoorbeeld van symbiose
1 september 2024 – Rykel de Bruyne, Mick Otten
Het gaat niet goed met onze kreeftachtigen. De ontdekking van een nooit eerder in onze kustwateren gevonden heremietkreeft is dan ook belangrijk nieuws. De heremietkreeft Pagurus prideaux heeft een opvallende samenlevingsvorm. Op het slakkenhuis waarmee deze kluizenaar zijn weke achterlijf beschermt, leeft de paarsroze gestippelde zeeanemoon Calliactis palliata. Beiden profiteren van elkaars aanwezigheid en worden doorgaans samen aangetroffen. Zie je de één, dan zie je bijna altijd ook de ander. Dit ‘duo-prideaux’ was nog nooit gevonden in de Nederlandse kustwateren. De weinige zeldzame vondsten komen van de visserij en onderzoek ver weg op de Noordzee.
Kor en Bot
Op zaterdag 17 augustus 2024 werd het bijzondere tweetal onverwacht opgevist in de Oosterschelde tijdens de jaarlijkse vistocht van ‘Kor en Bot’. De heremietkeeft en zeeanemoon vormen samen hét schoolvoorbeeld van een nuttige symbiose. Dit Oudgriekse woord staat voor ‘het samenleven van twee of meer verschillende soorten, waarbij er ten minste één voordeel van dit samenleven heeft’. In dit geval wordt de heremiet beschermd door de netelkapsels in de neteldraden van de anemoon en profiteert de anemoon van de voedselresten van zijn gastheer. Er is zelfs gezien dat deze gastheer welbewust stukjes voedsel aan zijn gast serveert. Opvallend is dat de anemoon de lege schelp kan uitbreiden en vergroten met een hoornachtig materiaal dat de voet afscheidt. Zo hoeft een groeiende heremietkreeft minder vaak van schelp te wisselen.

Nieuwe zeekomkommer: om de vingers bij af te likken
29 september 2024 – Renate Olie, Rykel de Bruyne, Marco Faasse
Op zaterdag 21 september kwamen de duikers van Stichting Duik de Noordzee Schoon terug van een zesdaagse expeditie. Doel van deze expeditie was, zoals altijd, het verwijderen van afval (met name visnetten) van Noordzeewrakken. Tijdens deze 25e expeditie werden elf duiken gemaakt op acht verschillende wrakken. Deze lagen in België, in het zuiden van de Nederlandse Noordzee en met name in het gebied op en rond de Bruine Bank. Er kwamen ruim zes volle bigbags met stukken visnet en 200 kilogram vislood mee terug. Op één wrak werd een nog niet eerder uit de Nederlandse Noordzee bekende soort zeekomkommer waargenomen: Pawsonia saxicola. Zeekomkommers (Holothuroidea) vallen net als zeesterren en zee-egels onder de stekelhuidigen (Echinodermata). Tot nu toe zijn uit ons deel van de Noordzee minder dan tien soorten zeekomkommers bekend. In alle gevallen worden die gevonden in dieper water verder uit de kust.
Schuwe zeekomkommer
Zeekomkommers zijn onopvallende dieren. Sommige hebben inderdaad de vorm van een komkommer, zij het vaak met tentakels. Ze liggen op de zeebodem of zitten deels verstopt in rotsspleten. Meerdere soorten leven in zachte bodems, waarbij alleen de uitgespreide tentakels boven de bodem uitsteken. Juist deze worden in Nederland regelmatig in bodemmonsters van de Noordzee aangetroffen. De nieuwe zeekomkommer Pawsonia saxicola werd echter gevonden op een wrak. Hoewel het dier ongeveer 15 centimeter lang wordt, zit het merendeel van het glaswitte of lichtbruine lichaam gewoonlijk verstopt in spleten in hard substraat en de bodem. Zichtbaar zijn dan wel vaak de rond de mond gegroepeerde grijsbruin met wit gevlekte, vertakte voedertentakels. Het voedsel van de soort bestaat uit zwevende organische deeltjes, diatomeeën, eencellige algen en zoöplankton, waaronder roeipootkreeftjes, mosselkreeftjes, protozoën, nematoden en larven. Deze worden verzameld door de voedertentakels, die afzonderlijk samentrekken, buigen en in de mond worden gestoken. Vooral de twee kortere ventrale, gevorkte tentakels worden gebruikt om de deeltjes naar binnen te duwen. Dit is voor de Fransen dan ook de reden om de naam ‘Grand lèche-doigts blanc’ (Grote witte vingerlikker) te gebruiken voor deze soort. Engelse wetenschappers noemen deze soort ‘sea gherkin’. Zee augurk dus.

Van vier naar dertien soorten purperwier in Nederland na onderzoek
10 november 2024 – Luna van der Loos, Jessica Knoop
Purperwieren zijn vooral bekend in hun gedroogde vorm als ‘nori’ – de eetbare vellen waarmee sushi wordt gerold. Langs de Nederlandse kust kun je deze roodwieren ook levend bewonderen. Purperwieren zijn roodwieren die behoren tot de wetenschappelijke genera Porphyra en Pyropia. Ze groeien vaak in het getijdengebied en ondiep water, en zijn te herkennen aan de dunne bladen met bruinrode tot donkerpaarse kleur.
Diversiteit van purperwieren
Tot voor kort waren slechts vier soorten purperwier bekend uit Nederland en België. Recent DNA-onderzoek van de Universiteit Gent toont echter aan dat er wel dertien soorten in het zuidelijke Noordzeegebied voorkomen. In totaal hebben onderzoekers van de Universiteit Gent en Stichting ANEMOON vier Porphyra-soorten (P. dioica, P. linearis, P. purpurea, P. umbilicalis) en zeven Pyropia-soorten (Py. collinsii, Py. elongata, Py. katadae, Py. koreana, Py. kinositae, Py. leucosticta, Py. yezoensis) geïdentificeerd. Daarnaast zijn er twee onbekende Porphyra-soorten gevonden die mogelijk nieuw zijn voor de wetenschap. Deze resultaten tonen aan dat de cryptische diversiteit van roodwieren aan onze kust bijzonder hoog is: veel soorten lijken morfologisch sterk op elkaar, maar blijken genetisch duidelijk te verschillen. Er komen waarschijnlijk veel meer soorten voor in Nederland dan we nu weten. DNA-onderzoek is van groot belang om deze verborgen diversiteit in kaart te brengen.
Moeilijkheden bij identificatie
Hoewel purperwieren makkelijk te onderscheiden zijn van andere roodwieren, is het erg lastig om soorten onderling uit elkaar te houden. Dit wordt nog complexer door de variatie binnen soorten in vorm en kleur. Zo heeft Porphyra linearis meestal een smalle, langwerpige bladvorm, waaraan het zijn Nederlandse naam ‘Smal purperwier’ dankt. Toch werden tijdens het onderzoek ook bijna ronde exemplaren aangetroffen. Navelwier (Porphyra umbilicalis) groeit meestal in de karakteristieke vorm van een rozetje, maar er werden ook platte bladen gevonden. Over het algemeen zijn Pyropia-soorten roodbruin of roze van kleur, terwijl Porphyra-soorten eerder olijfgroen tot bruinpaars zijn. Daarnaast groeien Pyropia-soorten vaker epifytisch op andere wieren, terwijl Porphyra-soorten meestal vastgehecht op rotsen leven. Opvallend is dat er vier niet-inheemse Pyropia-soorten zijn gevonden. Hoewel Py. yezoensis al eerder in andere Europese landen is gesignaleerd, zijn Py. katadae, Py. kinositae en Py. koreana nieuw voor de Noordoost-Atlantische Oceaan. Alle vier de soorten komen oorspronkelijk ook in de noordwestelijke Pacifische Oceaan voor en zijn met name bekend uit Japan, Korea en China. Py. koreana is in Nederland tot nu toe alleen gevonden in het Grevelingenmeer en het Veerse Meer in Zeeland, terwijl Py. kinositae uitsluitend in de Oosterschelde werd aangetroffen. Py. katadae en Py. yezoensis zijn vooral waargenomen op de oesterriffen bij Yerseke, waar ze in grote aantallen voorkwamen. Dit wijst erop dat deze soorten mogelijk al langere tijd in Nederland aanwezig zijn.
